Jazz spelen met Louis van Dijk
Door anderen is inmiddels beschreven hoe Piet van Egmond met het Amsterdams Oratorium Koor omging en wat voor impact hij op de koorleden had. Waar ik mij volmondig bij aansluit.
Daarom wat bijzondere gebeurtenissen en voorvallen.
Nauwelijks 18 jaar en dan naast je grootvader in het Amsterdams Oratorium Koor mogen zingen! Tijdens het ‘stemmen’ ging ik van tenor naar bariton, naar bas en zelfs tweede bas. Op mijn vraag aan “meneer” Van Egmond of ik dan naast “opa” mocht staan, werd deze wens ingewilligd met de woorden “Dat is een goed plan, jouw grootvader kan namelijk uitstekend toon houden en toon pakken”.
We moesten meteen ‘aan de bak’ en meedoen met de repetities van o.a. de Krönungsmesse van Mozart. Een stuk dat in mijn ziel is gekropen en er niet meer uit is gekomen. Reden? Niet alleen de grondige manier waarop het stuk erin werd “gespeeld” en uiteraard ook uitgelegd, maar ook door een wel heel bijzondere gebeurtenis. Het staan en zitten moest altijd heel gedisciplineerd gebeuren. Kuiten tegen de stoelrand en, op een teken van Piets handen, als één blok opstaan. Dat lukte, maar waar wij niet op rekenden, was het feit dat wij in de Westerkerk niet op stoelen, maar op schoolbanken zaten en die van de achterste rij bassen naar beneden viel en met een daverende klap op de grafstenen terecht kwam, net op het moment dat van Egmond met het stuk wilde beginnen. Vlammende ogen en dan geduldig wachten tot wij de opstelling weer in orde hadden en ook wij klaar waren om te beginnen.
Een andere bijzondere gebeurtenis.
Wij hebben in Parijs in een tot de nok gevulde Salle Pleyel (4200 tot 4400 bezoekers) een geweldige uitvoering van de Matthäus-Passion verzorgd. In Nederland werd, heel calvinistisch, absoluut niet na de uitvoering van de Matthäus geklapt. In Frankrijk was dat anders. Van Egmond was nog niet met zijn handen omlaag (lang vraagteken aan het eind) of de zaal explodeerde staande in een ovationeel applaus. Van Egmond ging woest af, wilde dit niet, wilde het applaus niet in ontvangst nemen. Wij, een stel bassen, en Henk Smit, de solist, hebben Van Egmond moeten overhalen, bijna meesleuren, toch terug te gaan en te genieten van de waardering die wij, de dirigent, het orkest, de solisten en het koor, achteraf geconstateerd, in de vorm van applaus twaalf minuten lang in ontvangst mochten nemen. De Fransen hadden de Matthäus nog niet op deze romantische manier gehoord.
Wat ook nog niet is beschreven: het feit dat tijdens gescheiden repetities bij de mannen (de repetities van de vrouwen zijn al eerder gememoreerd) heel af en toe totaal andere muziek aan de toetsen van de piano werd toevertrouwd en wel door Piet van Egmond zelf. Hij speelde dan jazz, in wat oudere stijl weliswaar en uiteraard al improviserend, maar op een geweldig swingende manier. Jawel, wij heren werden voorgetrokken.
Over de jazz gesproken. Vlak voordat de eerste uitzending van de TROS begon, waar ons koor ook acte de présence gaf, zaten Piet van Egmond en Louis van Dijk onverwacht samen aan de piano te improviseren, jazzy uiteraard, maar wat jammer dat daarvan geen opnames zijn gemaakt!
Nog een aparte gebeurtenis.
Het koor geeft een kerstconcert in de Mozes en Aaronkerk in Amsterdam. Er zijn zoveel bezoekers dat er drie mensen op twee knielstoelen moeten zitten. Een afgeladen godshuis. In het programma staat duidelijk vermeld dat applaus aan het slot niet op prijs wordt gesteld. Dit op verzoek van de pater. Maar wat gebeurt er? Tot slot van het bijzondere concert wordt door de solisten (onder wie de legendarische Caroline Kaart) die allemaal hun beste beentje hebben voorgezet, door Van Egmond (één hand dirigerend, om ons gelijk te houden met het orgel, de andere hand spelend) en door ons, het koor, Psalm 150 van César Franck ten gehore gebracht. Als klapstuk – en dat wás het met dat daverende slot – wat niemand verwachtte: de pater, met tranen in de ogen van ontroering, begon zelf te applaudisseren en dat was het begin van een storm aan applaus. Uiteraard gaven wij als toegift diezelfde Psalm 150 van Franck. Ook zo’n stuk om nooit te vergeten.
Wat ik aan bijna zes jaar AOK en Piet van Egmond heb overgehouden? Heel veel kennis over alle stukken die ik mee heb mogen uitvoeren. Het leren luisteren en interpreteren van muziek in z’n algemeenheid. Wat ik ook heb geleerd: dat er niet alleen klassieke muziek bestaat, maar ook andere. Ik mag graag luisteren naar Sting, Dire Straits, 10CC e.d., als de muzikaliteit er maar van af spat.
Van Egmond liet ons de muziek niet alleen zingen, maar ook beleven, waardoor je met hart en ziel bezig was. Gepassioneerd is dan een juiste term. De Matthäus-Passion, de Krönungsmesse, het Weihnachtsoratorium, Die Jahreszeiten, het Requiem van Verdi en vele andere ook ‘kleinere’ stukken, zoals Psalm 150, zijn daardoor in mijn systeem gaan zitten en tot op de dag van vandaag zing ik automatisch mee als ik die muziek hoor. Gelukkig kan ik dat nog steeds doen bij Toonkunst Amersfoort.
Een dirigent als Piet van Egmond was, naar mijn mening, uniek. Niet dat hij altijd aardig voor ons was, zeker niet, en al ook maakte hij af en toe heel ‘aparte’ opmerkingen, toch: wat een muzikale geweldenaar was het. Ooit stond hij op een spreekgestoelte met daarop “Een vaste burcht is onze God”, al snel door ons gekscherend veranderd in “Een vaste burcht is onze Piet”, maar dat hebben wij nooit zo hardop gezegd, dat hij dat kon horen. Ook wij kenden de grenzen.
Tekst: Fons Wijnberg, van 1964 tot 1970 lid van het AOK.
Foto: moment uit de eerste TROS televisie-uitzending (1966), gepresenteerd door Karin Kraaykamp